Slavoj Žižek

“Ideologie is precies hierom sterk, omdat het niet langer als ideologie wordt ervaren” Op deze manier drukt de hedendaagse filosoof Slavoj Žižek uit dat ideologiekritiek zich ook altijd moeten richten op de ideologie van waaruit zij zelf voortkomt. Welke rol speelt de negatie die zichzelf ondermijnt in het denken van Žižek? Waarom betrekt hij film en populaire cultuur in zijn werk? En als je alles ontkent, waar kom je dan uiteindelijk op uit? Te gast is Marc de Kesel De denker die centraal staat is Žižek

Podcast Filosofie Centre Erasme 16 SEP 2021

Denker: Slavoj Žižek (° Ljubljana, 21 maart 1949) 

Gast: Marc de Kesel (bijzonder hoogleraar Theologie, mystiek en moderniteit (Univ Nijmegen)






Podcast inleiding:

“Ideologie is precies hierom sterk, omdat het niet langer als ideologie wordt ervaren.”

Op deze manier drukt de hedendaagse filosoof Slavoj Žižek uit dat ideologiekritiek zich ook altijd moeten richten op de ideologie van waaruit zij zelf voortkomt.

Welke rol speelt de negatie die zichzelf ondermijnt, in het denken van Žižek? 

Waarom betrekt hij film en populaire cultuur in zijn werk? 

En als je alles ontkent, waar kom je dan uiteindelijk op uit?

Te gast is Marc de Kesel 
Presentator: Allard Amelink (AA) Sidekick Judith Zweistra (SK)
De denker die centraal staat is Žižek.
---------------

Een hedendaags Sloveens filosoof, promoveerde op Hegel.
Een flamboyante persoonlijkheid, een soort superster in de filosofie, te gast in zowat alle grote universiteiten van de wereld, met bijnamen als "Elvis of cultural theory", "the most dangerous filosofor in the West", "the beast!"
Ik denk dat hij zijn populariteit te danken heeft aan zijn optreden, de manier waarop hij een podium tot leven kan brengen. Hij is op zijn manier een stand-up comedian, niet wars van provocatieve uitspraken; zijn lezingen doorspekt met allerlei grappen, met verwijzingen naar films, die ook voortdurend over de heel concrete actualiteit spreekt en altijd in stellige vorm. Je kunt zich tot hem verhouden omdat hij niet de filosoof is die zich uitput in nuances. Neen, hij gooit er zich in en hij heeft heel graag dat het publiek "oeh, bah" zegt, "neen dit niet!" 

(SK) Hij zweet daarbij heel veel?
Juist, zijn performance is van die aard dat hij lichamelijk bijzonder performant aanwezig is in die zin dat hij zich quasi mutileert. Hij slaat voortdurend op zijn voorhoofd, slaat op zijn linker schouder... en in zijn oksels zie je navenant zijn lezing vordert de zweetproductie toenemen...

AA: Een gevaarlijke denker, in die zin dat hij heel spannende dingen denkt? 
In ieder geval is hij ervan overtuigd dat het denken sowieso gevaarlijk is, in die zin dat het denken door (dit is zijn Hegelianisme) negatie getekend is en die negatie moet zichzelf opzoeken, die negatie heeft de neiging zichzelf te negeren (typisch voor Hegel) maar tegen die tendens in gaat hij die negatie harder maken. Hij gaat daar denken waar het ondenkbaar wordt wat je denkt, want daar precies gebeurt het denken.

AA: negatie, wat moet ik mij daarbij voorstellen?
Voor ik theoretisch wordt, moet ik eerst verduidelijken dan ondanks zijn ster-allure, is de man een zeer ernstige filosoof en lijdt hij eigenlijk (weet ik van hem persoonlijk) onder zijn imago. Hij wil eigenlijk niet liever dan gewaardeerd worden als een 100% saaie filosoof. 
Ik heb hem vaak ontmoet in de jaren 90 begin 2000, toen was hij met Shelling bezig en hij was kwaad dat het weer over die moppen en filmen zou gaan, terwijl hij het over Shelling wilde hebben, maar hij durfde dat niet goed en is toch aan dat imago blijven kleven.

Bibliografie (dat zegt wel iets over hem): hij is geboren in 1949 in Ljubljana en is daar zijn hele leven blijven wonen (ook al zit hij de helft van het jaar in alle uithoeken van de wereld).
Hij is door en door product van de universitaire cultuur, dus hij is een hard-core scholar.
Joegoslavië heeft met hem wel iets te maken: in zijn opleiding in de jaren 70-80 volgt hij en bekwaamt hij zich in de filosofie in Ljubljana (toen een deel van Joegoslavië) en wordt hij aan den lijve geconfronteerd met het totalitaire systeem, in zijn zachtere vorm (geen Stalinisme) van Tito, maar die is een communist en het communisme heeft een totalitaire vorm (ondanks alle menselijkheid die men binnen dat spectrum van totalitarisme kan aangeven) en dit heeft hij aan den lijve ondervonden en dit heeft op hem toch grote indruk gemaakt omdat hij gewaar werd dat filosofie samenhangt met kritiek, werkt ook in begin op Marxistische kritiek, komt eigenlijk uit de Frankfurter Schule en uit Adorno maar dit kun je in een communistisch land niet tegen gaan, omdat Adorno Marxistisch is, dat wel, maar hij wordt wel gewaar dat er iets niet klopt daarin: dat vrijheid van denken en ideologie op elkaar instaan en dus is zijn hele denken tot vandaag getekend door ideologie-kritiek (dit is zijn punt). 
In Joegoslavië uiteraard (daar komt hij uit), maar ook het Westen heeft zijn ideologie, ook het idee dat we buiten of voorbij de idelogie zijn (wat Blair nog onlangs verkocht heeft in New-York op een of andere vergadering). Het idee "buiten de idelogie te staan" is door en door ideologisch. Dat heeft hij wel door. Maar hij heeft tegelijkertijd door dat het daarom, ook voor de criticus van de ideologie niet echt eenvoudig is om buiten de idelogie te gaan staan. Dit maakt het natuurlijk moeilijk. Dat is wat het Marxisme, dat hij in zijn systeem in Joegoslavië heeft meegemaakt, wel beweert: het Marxisme beweert kritisch te zijn ten aanzien van de Westerse neo-liberale (in die tijd nog liberale) kapitalistische ideologie, maar dacht wel zelf die ideologische strijd voorbij te zijn op basis van Marx.

(AA) Zijn er überhaupt echt ideologieën die zichzelf ontegensprekelijk als ideologie bestempelen; misschien is het haast inherent aan ideologie, "iedereen is ideologisch behalve ik".

Dit is het uitgangspunt van Žižek: dat het daar niet aan ontsnapt; m.a.w. (en dit maakt hem tot een zeer actueel denker) filosofisch gezien op geen enkele manier te negeren, omdat hij aan ideologie-kritiek doet vanuit het besef dat je niet uit de ideologie kunt .
Dit is nieuw. Dit heeft ten aanzien van Plato, die de uitvinder is van de ideologie-kritiek, je had kritiek maar buiten de grot waarin je zit, heb je wel een ankerpunt voor je kritiek want je gaat buiten de grot de waarheid vinden. Neen, in de 20ste eeuw hebben we door: we zitten in de grot, we leven in een wereld van schijn, we moeten die schijn bekritiseren, maar we hebben niet meer de luxe om een strand te hebben waarop we buiten dat element van de leugen kunnen rustig zonnen in het schijnsel van de zon die de waarheid is. Dit hebben we niet meer.

In die zin is dit ook interessant ivm het monotheïsme (ik heb veel in het monotheïsme gewerkt). Als we vandaag in religie moeten geïnteresseerd zijn is het daarom. Met name: wat is monotheïsme? in de grond een religie-kritische religie. Als ge Jesaja, leest: "houdt niet van offers", "uw gebeden, ze stinken", hou op met uw religieus gedoe....", "de weduwe en de wees, die moeten gerespecteerd worden".
Het monotheïsme, onze religie, is een religie-kritische religie. We hebben dit vergeten. We denken dat religie zingeving is, niets van aan. Kritiek is dit. Kritiek op de religie binnen de religie. Dit is historisch gezien zeer interessant met duizenden jaren traditie om over na te denken en in die schuit zitten wij.
Žižek is vaak bezig geweest met religie. Zeker na zijn wende die hij in 1997 met Badioumaakt; als Badiou een boekje schrijft over Paulus en iets ontdekt van het waarheidsdenken in Paulus en het universele karakter van de waarheid herdefinieerd ziet bij Badiou, doet dit iets met hem: hij zal terug die monotheïstische traditie in het christendom opnemen om (altijd hetzelfde) aan ideologie-kritiek te doen. Hij doet niet anders.

(SK) misschien goed om naar die negatie terug te gaan?

Misschien toch nog één bibliografisch punt over de ideologie: hij vertelde in zijn eerste boeken vaak de volgende story: toen hij jong was, was hij intellectueel en was er natuurlijk de verleiding om een partijkaart te hebben, want als je een partijkaart hebt, heb je een baan verzekerd bij de universiteit. (of Žižek nu een partijkaart had of niet; ik denk het niet), maar hij vertelt in ieder geval over vrienden van hem, die een sollicitatie doen om partijlid te worden... Dit verhaal gaat als volgt: ze bieden zich aan op gesprek, ze krijgen een aantal proeven voorgelegd en ze worden gevraagd of ze 1) Marx genoeg kennen 2) of ze ernstig genoeg zijn in hun kritiek op het kapitalisme enz. De bevinding is de volgende: als een échte Marxist die overtuigd is van het Marxisme, overtuigd is van de kritiek op het kapitalisme en voor die proef moet plaatsnemen ten aanzien van degenen die hem moeten beoordelen, dan moet hij voor één ding opletten, nl. als hij dit écht meent en ze hebben het door dat hij het écht meent, wordt hij niet aangenomen. Wanneer wordt hij wel aangenomen? als hij wel zegt wat de kritiek is, dat het kapitalisme slecht is, maar ze moeten onder de huid van de tekst horen dat hij ook wel van beter weet. Zo werkt ideologie; ideologie werkt niet met gelovigen, maar met mensen die perfect kunnen doen alsof ze geloven.
Let op, dit klinkt nu raar als ik dit over het communisme zeg, maar dit is onze situatie. Ik kom uit Vlaanderen waar in de sociale sector in België 80% van de sociale werken nog verzuild is, katholiek. Als ik als échte katholiek zou solliciteren en ik zeg dat uit de maagd Maria de Godheid geboren is, ik geef u voor 100% zeker dat ze me niet zullen aannemen. Nochtans is dit de kern van het Christendom want dit is incarnatie. Wat moet ik doen? dat ik dit ook wel weet dat dit een fabeltje is, maar ik moet toch een beetje aan dat fabeltje houden.
Je ziet wel, er verandert iets. Er is iets dat op een of andere manier ideologie anders doet werken, dat heeft hij van Althusser .

(AA) Maar wat is dat? Ideologie is altijd een vehikel om dingen te bereiken, een instrument, dus je moet de soep nooit zo heet eten als die wordt opgediend...

Ja, maar dit betekent ook dat mijn kritiek op de ideologie, deel uitmaakt van de ideologie.
De échte communist weet dat het communisme te bekritiseren is en weet met die kritiek om te gaan. Dus we zitten in een cultuur van kritiek en we moeten dus op het niveau van de filosofie die kritiek anders gaan formuleren. Daar is Žižek oneindig belangrijk in, want hij heeft door dat ge moet kritiek leveren maar dat ge tegelijkertijd kritiek moet leveren op de pretenties van uw eigen kritiek, nl. dat ge niet opnieuw de waarheid kunt ernaast zetten. Hoe dit precies is weet Žižek ook niet goed, maar dit heeft hij wel goed door.

(AA) en dat is die negatie waar we het over hadden, nl de ideologie zelf kan een ontkenning zijn van andere ideologieën, maar er zit ook een negatie op de negatie die altijd op je meta-niveau blijft reflecteren op je eigen situatie.
Ja

Het element waarmee je kritiek levert op een ideologie is het element waarmee je de ideologie groot houdt, waarmee de ideologie zich groot houdt.
Dit is typisch Hegel. Dat heeft hij ontdekt via Adorno (maar daar heeft hij enkel in Ljubljana veel over geschreven), maar dit heeft hij van Adorno en Hegel: die pure negatie.
Namelijk: je moet je negativiteit altijd wapenen tegen de negativiteit zelf, nl. je moet negatiever zijn dan het negatieve waarmee een ideologie werkt. Een ideologie werkt met negativiteit, je moet er een afstand tegenover hebben, maar om je werk goed te doen als ideologie-criticus, moet je precies inschatten dat de kritiek op de ideologie tot de ideologie behoort en heb je altijd een soort meta-kritiek, je staat altijd in het meta.

(AA) En wat je eerder noemde met Isaiah(?), die zegt "weg met de religie" zeg maar in die religie zit die

Ja, wat Žižek nu doet, als je dit formeel op het schema van het monotheïsme plaatst, dààrover gaat monotheïsme: niet over zingeving, niet over troost in moeilijke tijden, niet over het feit dat we de weg kwijt zijn... neen!, we zitten op die weg, die weg is zeer gevaarlijk en we moeten elkaar bekritiseren daarin.
Dit is wel actueel eigenlijk, zeker in het kader van het fundamentalisme, dat bij uitstek de geloofsparadigma voor religie toont dat dit een heilloze weg is. Een religieuze traditie is tegelijkertijd een kritische traditie.

(SK) Marc, je zei eerder in ons voorgesprekje, dat dit een beetje een Franse lezing is van Hegel

Ja, het is een Franse lezing van Hegel omdat de nadruk ligt op harde negativiteit, dwz om het filosofisch te zeggen, op de "unaufhebbare", de niet-op-te-heffen negativiteit. 
Die komt eigenlijk van Kierkegaard: "ik ben een neen", een negativiteit die moest die er niet zijn in de wereld die werkt met negativiteit, de wereld zou niets missen; in ben een nutteloze negativiteit; ik ben een zinloze negativiteit: dit is existentialisme, dit komt langs Sartre binnen in Frankrijk als existentialisme. Dit zit ook bij Kojève zijn antropologische lezing van "Phänomenologie des Geistes" van Hegel en dit komt zo binnen bij Hippolite, bij Lacan en hij heeft dus die Hegel, die overal zit, die bij Derrida zit, die bij Lacan zit, die zelfs bij Foucault zit, die heeft hij van Kojève en van Sartre: dit is die anarchistische negativiteit.
(AA) welige tierende negativiteit, die houdt maar niet op...

De "Weltgeist" is, om het Freudiaans te zeggen, getekend door een doodsprincipe.
Dus de Weltgeist is niet getekend door negativiteit, maar in plaats van zich in stand te houden, heeft hij een kracht in zich die zichzelf voortdurend ondermijnt tot op het zelfvernietigende af. Wat Hegel natuurlijk niet gedacht heeft in feite; maar men haalt in de analyses van Hegel die negativiteit eruit. 
Of men heeft het boek van Jean Wahl gelezen (ik denk uit 1927) "Het ongelukkige bewustzijn bij de jonge Hegel", die een grote relatie ziet tussen Nietzsche met ook zijn harde negativiteit, ook met zijn harde hamerende kritiek en de jonge Hegel. Ook al heeft Hegel het veel over de liefde en over het christendom als verzoening, Hegel legt altijd de nadruk op wàt er moet verzoend worden, en wàt er moet verzoend worden is quasi onverzoenbaar, maar het is juist het onverzoenbare dat de zaak verzoent. Het is juist de afstand tussen de geest en zichzelf, waar de geest zichzelf vindt. Hij vindt zichzelf altijd in zijn eigen afgrond.
Als je dit een beetje leest met Schelling er tegenover, dan komt die negativiteit nog groter uit. Dit is wat bijvoorbeeld Žižek doet in zijn Schelling boeken: "The Invisible Remainder" is één van zijn meest serieuze boeken. Ook "Less Than Nothing" is een boek van duizend bladzijden.

(AA) 't is sowieso een veel schrijver

"Less Than Nothing" heeft het goed weer, namelijk de "nothing", de negatie waarover het gaat, is minder dan niets. Het is een (dit is dan Lacan) soort materieel niets, dat door het idee van niets, niet kan gevat worden, daaraan ontsnapt, maar woekert in dat niets.

(AA) we hebben nu al een enorme, een soort vergaarbak, als we er nu nog even de films en populaire cultuur erbij pakken, we een soort smeltpot van alle dingen en dan hebben we Marx er nog niet eens uitgelicht; hij wordt vaak een Marxist genoemd, is Žižek eigenlijk een Marxist?

Als je het hemzelf vraagt, heel zeker; hij is uitgesproken Marxist. Dit is ook wat hem bindt aan Alain Badiou, die nog meer dan hem, in een andere vorm, een uitgesproken Marxist is. Maar hij is natuurlijk geen échte Marxist in de zin van dat hij geen economische theorie heeft die verder bouwt op Marx en daardoor aan een alternatief voor de kapitalistische orde werkt, zoals Piketty doet; zoals een aantal linkse economen in Amerika doen.
Marx is natuurlijk, zeker in zijn Marxistische tendens, een econoom. "Das Kapital" is een economisch boek, waarin hij een analyse geeft van het kapitalisme met als duidelijk doel: we moeten een alternatief scheppen. Een idee over wat het betekent arbeidend mens te zijn, wat het betekent een wereld te maken zonder elkaar uit te buiten.
Žižek houdt dit idee over, die stip aan de horizon van een klassenloze maatschappij, maar een echt concrete uitwerking ervan geeft hij eigenlijk niet. Hij blijft dus in de kritiek steken eigenlijk. Hij blijft in de ideologie-kritiek steken en een beetje normaal ook is, weet ook wel dat hij het niet weet wat het alternatief dan is. En dat is natuurlijk het problematische van zijn denken. Maar goed, als je Žižek zou bekritiseren en denken dat hij het ook niet weet, dan heb je van filosofie niet veel verstaan, want geen enkel filosoof weet het. Filosofie bestaat er precies in datgene wat we weten van een kritisch instrumentarium te voorzien zodanig dat we terug dat heerlijke eindeloze strand of die afgrond of die fantastisch gezellige warme hel van het niet-weten hebben. Dit is filosofie ook.

(AA) of ieder geval op zijn minst die te leven filosofie die Žižek ook zou onderschrijven.

Belangrijker dan Marx is eigenlijk Lacan voor Žižek.
Als Žižek materialist is en dat is hij, dan is hij ook altijd materialist in de Lacaniaanse zin. Dit is minder makkelijk uit te leggen. 
Ik zal het misschien heel eenvoudig inleiden: waarom Lacan een materialist is, is omdat Lacan aan die negatie waar we het over hadden (de wereld wordt opgebouwd door mensen die voortdurend, door het feit dat ze denkende wezens zijn, die wereld negeren en van die wereld iets anders maken, dat is die negatie, maar bij Sartre en bij Kojève ga je nog uit van een ik, die negatie is nog mijn bewustzijn, het is mijn bewustzijn dat negatief is. 
Lacan zal die hele traditie overnemen, maar dat verbinden met Freud, met het onbewuste. Het onbewuste die hij niet denkt als een iets dat verdrongen is in mij, wat ik niet weet... neen, het onbewuste is het niet weten weliswaar, maar waarom weet ik iets niet? omdat het punt van waaruit ik spreek, dat subject, datgene wat ik normaal mijn bewustzijn noem, dat ontsnapt aan mij. Waar is dat bewustzijn, dat subject te vinden? in het onbewuste en het onbewuste is niet wat ik vergeten ben, het onbewuste is dat wat we allemaal met elkaar delen. 
Het onbewuste is (en nu komt bijna Marx ter sprake) datgene wat we in een giftverhouding aan elkaar uitwisselen. Dat is dit veld van uitwisseling: we wisselen met elkaar de taal uit, we spreken met elkaar, we hebben woordjes met elkaar.

(SK) Is dat het imaginaire?
Wel daar kun je nog op een imaginaire manier in staan

We spreken woorden met elkaar uit, we denken natuurlijk dat wij die woorden als instrumenten gebruiken om uit te drukken van wat wij denken... nee nee, het zijn die woorden die ons gevormd hebben. Die woorden hebben wij als "enfant", als kind dat nog niet kan spreken, hebben wij overgenomen van de volwassenen en we hebben ons geïdentificeerd met die woorden. We hebben ons drager gemaakt van woorden die andere mensen met elkaar uitwisselen. Dit is de Lacaniaanse interpretatie van het denken van Freud. Met name: ik kan nooit aan mezelf omdat ik de omweg moet maken van wat anderen met elkaar delen.

(AA) Het ik zit in het onbewuste en het onbewuste zit niet in mij, maar gebeurt tussen ons.
Ja, exact.

Het onbewuste is van de orde van de taal.

(AA) Hoe wordt dat dan materialistisch?
Wel, omdat die taal niet een geheel is van betekenissen, want wat die woorden betekenen, die veranderen voortdurend (historisch gezien), maar die woorden hebben wel een materiële klankwaarde, een schrijfwaarde, dat zijn "signifiances". Dit komt uit de 20ste eeuw, Saussure, de hele linguïstiek, Lévi-Strauss zit daar achter. De hele cultuur is materieel gebouwd op uitwisseling van elementen die op zich materieel bestaan. 
Een klank bestaat op zich materieel, een "a" is geen "o", "la" is geen "mi" in de muziektaal. Dit is op gecodeerd, vooraf gegeven, materieel... en de mens zal met zijn hele zingevingssysteem moeten vertrekken vanuit dit materiële. Dat is wat gedeeld wordt met elkaar. Dit is eigenlijk Marcel Mauss en Lévi-Strauss, dat zijn de twee grote denkers. 
De mensen worden mens omdat ze met elkaar elementen delen en datgene wat gedeeld wordt met elkaar, gaat vooraf aan de mens zelf. 

(AA) en dat is iets materieels, wat we delen JA

In die zin is Lacan radicaal sociologie. Dit is ook het eigenaardige: Lacan heeft gezien dat Freud socioloog is (AA: en geen psycholoog eigenlijk... ) Dat heeft met psychologie niets te maken. "Psyche gibts nicht". Dan komt het imaginaire: wij dénken dat wij het zijn die denken. Natuurlijk wij worden in zekere zin gedacht. Niet zo straf dat er een systeem is dat ons zomaar denkt... nee neen, maar we moeten in elk geval afstand doen van de pretenties dat we meester zijn zonder meer van ons denken.
Dat is het onbewuste. Met andere woorden, het beeld van onszelf gaat aan ons vooraf.
Het woord waarmee we ons uitspreken gaat aan onszelf vooraf.

Dit is natuurlijk een andere kijk op ideologie.
Mensen hebben ideeën, een ideologie, maar die ideologie is primair, dwz gaat aan hen vooraf. Ze leven maar omdat ze zich identificeren met ideeën. Identificeren niet alleen met de inhoud van die ideeën, maar met de materialiteit van die ideeën.

Daarom is de mens een door en door ideologisch beest. Dit heeft Žižek goed gezien.
Als in Joegoslavië, in de jaren 90, het communisme valt, dan dacht iedereen: het communisme is uitgehold, geen enkele communist geloofde er nog in. Sorry, maar ze hebben het wel door, het is nu gedaan. Wat zien we? Het communisme valt, onmiddellijk komt het nationalisme op, dat totaal van de pot gerukt is. Plots hervindt men wat het is een Serviër te zijn. Niemand weet dat precies, maar je hoeft dit niet te weten, het is wel zo. Dit is materialisme. Je moet dit materieel appreciëren als datgene waar je over moet nadenken. Je kunt natuurlijk zeggen: Serviërs bestaan niet, maar er is wel een oorlog geweest.
(AA) materieel is het Serviërschap er wel dus je bent niet meester over je eigen identiteit

de betekenaar Serviër bestaat en die betekenaar wordt plots een meester-betekenaar.
Dat is eigenlijk Lacan, plots wordt een betekenaar in dat veld van betekenaars waarin ge u waar maakt, plots wordt de meester-betekenaar de naam voor alles van het geheel.
Dat zie je bij elk conservatisme of bij elke ideologie.
Elke ideologie bestaat uit het uitwisselen van tekens, de tekens die hebben een structuur, maar de geschiedenis verandert omdat de meester-betekenaars anders gekozen worden.
Plots staat Serviër voor de nieuwe identiteit. Zo wordt een identiteit gevormd. 
Ik vorm mijn identiteit naar één element dat ik dat laat noemen wat het geheel betekent.

(AA) dat alles verklarend is JA
en heeft die altijd een negatie in zich, in de zin van communisme versus kapitalisme, het Serviër-zijn versus Bosniër zijn... 

exact en daarop moet je de negatie zien spelen, want ik ben ik omdat ik eigenlijk als een ander bent, dat is het probleem, ik ben niets anders dan mijn spiegelbeeld met een ander, ik heb geen identiteit van mezelf, maar ik ben het resultaat van een identificatie mààr ik moet tegelijkertijd in die identificatie, die identificatie onmiddellijk ontkennen, want ik ben echt mezelf en dus niet zoals die koudvastige naast mij. Dit kan in het geval dat wij noemden, de Serviër tegenover de Bosniër zijn.

(AA) en waar zijn we nu?; we zijn van Lacan langzaam afgedaald, we hebben Freud gehad, zitten we nu bij de omslag tussen Lacan en Žižek of zitten we nog steeds bij Lacan en is dit allemaal nog steeds Lacan?

Ja, dit is wat Lacan overneemt, dit is zijn kijk op de werkelijkheid.
We zitten in een ideologisch systeem, we kunnen in dit ideologisch systeem weliswaar aan kritiek doen en hard aan kritiek doen, maar in het besef: we gaan die ideologie niet kunnen verlaten. We zitten daar in.

(AA) Lacan of Žižek? De beiden.

Žižek zal zeggen, we moeten die negatie affirmeren, maar om dat hard te affirmeren... 
Lacan kiest eerder de burgerlijke kant van de zaak: Lacan zegt we zitten in een ideologie en we moeten natuurlijk kritiek leveren, maar hij zit in een therapeutische praktijk, dwz niemand is gelukkig met de ideologie waarin hij zit, maar iedereen is gelukkig met zijn ongeluk. Dit is altijd dubbel: ik houd een beetje van de ideologie en ik houd er niet van.
Dat is die oedipale haat-liefde verhouding. We houden van de wet en we zijn tegen de wet; natuurlijk zijn we voor de Nederlandse staat maar natuurlijk we ontduiken belastingen... en dan krijgt ge die mechanismen: de ander is altijd fout omdat hij dingen doet die ik ook doe, maar bij mij hebben ze het gelukkig niet gezien... joepie, fantastisch.
Zo werkt ideologie ook en Lacan is daar eerder, net zoals Freud, de burger in.

(AA) die zegt meer daar berusten we op een gegeven moment in
Ja, ook omdat voor Lacan zijn punt is therapeutisch. Lacan is bezig met een individu dat zich in, wat hij dan de symbolische orde noemt, moet waar maken.

Žižek is een politiek filosoof en zegt: die negatie die de mens altijd heeft ten aanzien van zichzelf, en ten aanzien van van de wereld waarvan hij leeft, die negatie ligt aan de basis van de revolutie. Dat heeft hij van Hegel en Marx.

Die negatie: we staan in de wereld, we leven van die wereld... om het existentieel uit te drukken: "ik leef van de wereld maar ik ben tegelijkertijd niet iemand die te herleiden is tot iemand die van die wereld leeft, want ik sta negatief tegenover die wereld." Ik ben de middenvinger naar die wereld toe. En die middenvinger vecht in de therapeutische kamer een strijd uit dat hij die middenvinger rustig kan gebruiken om daar bijvoorbeeld een huwelijksring rond te doen, maar op het macroniveau is diezelfde middenvinger datgene wat aan de basis ligt van de Franse revolutie.
Plots zegt niet een enkel subject, maar een collectiviteit van subjecten: dit gaat niet meer.

(SK) en wat is dan het doel van de Franse revolutie? Is dat om meer ideologie-kritiek te hebben of om
Het doel is van die revolutie is altijd zeer "down to earth": eeuwen onderdrukking hebben door omstandigheden (die ik niet ga uitleggen en die Žižek af en toe ook eventjes suggereert) door het feit dat het absolutisme zo hard goed werkte, kon er een ideologie-kritiek ontstaan die de Verlichting was. Heel eigenaardig eigenlijk. Eigenlijk door het uitschakelen van de religieuze kritiek. Dit heeft Lodewijk de 14e niet door gehad, maar Lodewijk de 14e heeft de Franse revolutie mogelijk gemaakt. Hij heeft de adel uitgeschakeld, de burgerij posten gegeven en mensen mochten niet meer nadenken over religie. Dit is plaats voor de vrijdenkers en plots hebben die vrijdenkers gezegd: ja, we kunnen wel denken, maar we gaan dat nu eens doen en ze hebben gewoon de macht gegrepen. Waarom hebben ze de macht gegrepen? Omdat ze ideeën hadden, namelijk: de mensen zijn gelijk. De idee van ongelijkheid was onhoudbaar geworden. De idee van ongelijkheid was vroeger mogelijk, als ge het Lacaniaans leest, omdat de ongelijkheid verbonden was met de meester-betekenaar God, Heer, die altijd beheert en heerser is over. Dus het heerserschap zat in de grammatica van die cultuur.
Als alle mensen gelijk zijn, dat zit er bij ons niet meer in. Heersers, we hebben de mond vol van leiderschap, maar voor je het weet zit ge terug in een leiderschap à la Hitler. Dat gaat bij ons... misschien werkt het nu terug opnieuw, maar in de 20ste en vroeg 21ste eeuw zeg ik nu heel voorzichtig: heeft dat niet gewerkt en dan krijg je een nieuw systeem, een nieuwe cultuur eigenlijk, op basis van een neen aan de oude cultuur en dat is de revolutie geweest. 
Die "neen" op zich, daar is Hegel het product van (dat heeft Hegel heel goed gezien) die "neen" die moest zich voortdurend herhalen als harde, middenvinger opstekende "neen" richting het oude neen en richting nieuwe "neen" dat zich gesetteld had. De Franse revolutie settelt zich en de directoire wordt weer omver geworpen en voortdurend moet die revolutie zich heruitvinden.
(AA) een soort eeuwige wederkeer van een neen

Maar dat is wat Žižek wel zegt: we zitten nu in een tijd waarin we denken dat we uit de ideologie zijn, maar we zijn bij uitstek in de ideologie en Žižek is, anders dan Lacan, iemand die pleit voor de revolutie. Hij weet niet goed hoe, anders dan Marx, hij heeft geen schema van de revolutie, hij heeft geen wetenschappelijk inzicht in de geschiedenis dat zegt als die condities zich voordoen zal de revolutie geschieden. Dat heeft hij niet. 
Maar samen met Badiou heeft hij wel: zoals het nu is, kan het niet verder en zijn laatste boek "Als een dief op klaarlichte dag" (bij uitgeverij Starfish Books, raad ik iedereen aan).
Dit is zijn punt eigenlijk: we zien het wel niet, de revolutie komt niet als een dief in de nacht, neen, we staan erop te kijken en we zien het niet.
Dit is terug Lacan: het onbewuste, je kijkt ernaar, maar het onbewuste is altijd in open lucht. Het onbewuste is niet iets dat verdrongen is, het open lucht ziet wat we weten, maar we weten niet wat we weten.

(AA) maar die revolutie zou nooit een eindpunt kunnen zijn want uiteindelijk moet daar ook weer een nieuwe revolutie komen, dus daarmee is het vrijwel inherent aan Žižeks denken dat hij niet in beelden van de revolutie denkt, meer een instrumentarium dan een doel

Ja. Het maakt het revolutionaire elan wat zwakker, zwakte van de linker zijde waar ook Žižek toe behoort. Žižek geeft ook af op de linkerzijde, die zwak is in zijn kritiek, maar hij heeft geen echt alternatief en hij roept wel op tot

(AA) maar hij moet principieel bijna geen alternatief tonen
Neen, want dan moet het niet louter negatie hebben, maar moet ge wel een beeld van de samenleving hebben.

(AA) en hoe kijk hij daar naar? sowieso een beeld van de samenleving is dit dan wel goed of is ondergraaft het eigenlijk zijn hele negatie-molen?
Naar mijn lectuur van Žižek blijft hij altijd steken en daarom noem ik hem in het boek dat ik erover geschreven heb: een hystericus, hij blijft steken in de kritische fase.
Dit is wat voor Lacan de hysterica doet, de hysterica is... Freud heeft alles geleerd van de hysterica. Freud is altijd intelligent geweest op het moment dat hij ophield intelligent te zijn. Dit is bijna filosofie, dat is wat Socrates zegt: "ik weet dat ik niets weet". Dat is gemakkelijk gezegd, maar ge moet echt iets niet weten voor dat ge aan weten toekomt en Freud is altijd bij de neus genomen door zijn hysterica, die altijd slimmer waren: Freud geneest hen van symptomen en dan komen ze af zeggen ze "ik heb gelijk nog een symptoom". Het punt is eigenlijk dat die hysterica zijn meesterschap in weten, de idee dat hij iets weet, willen ondergraven. Dat is de intelligentie van die hysterica weet dat het weten gebouwd is op een tekort, op iets dat aan het weten ontsnapt. Ze zoeken altijd naar dat punt. Bij uitstek is kritiek geven hysterische activiteit. Het zoekt naar de negativiteit in een sluitend systeem. Dat is Hegel.

(AA) het is een beetje water dat altijd kruipt naar het laagste punt of naar het gaatje

Daarom is de titel van de publieksuitgave van zijn doctoraat bij Jacques-Alain Miller in Parijs, eind de jaren 80 (in het Nederlands vertaald) "De meest hysterische van alle hysterici, Hegel passeert". Voilà, c'est ca, en hij meent het ook. Het klinkt ironisch, maar het klopt ook. Dit is ook vaak zo bij Žižek, het klinkt ironisch, het heeft iets van een stand-up comedian, maar het is het niet, het is wel een denker, het is juist. 
Hegel is een hystericus die zich natuurlijk wapent tegen zichzelf, want hij wil natuurlijk sluitend zijn, maar ook als je hoofdstuk van het absolute bewustzijn (Die Philosophie des Geistes) bij Hegel leest, voel je daar dat Hegel gedwongen is dat hij alles moet weten, maar hij weet ook wel dat hij niet alles weet en dan komt de hele heilige familie erbij om dit toe te dekken. 
Dat is wat Adorno ook goed gezien heeft: als je Hegel goed leest, kom je op die onhoudbare negatie. Dat is ook wat Derrida in Glas (1947) doet, komt op die onhoudbare negatie. Dat is wat Lacan doet: Lacan is niets anders dan Hegel toegepast op het structuralisme van Lévi-Strauss.

(AA) en als je dan in dit schema Žižek erbij plaatst, wat is dan zijn toevoeging?

Žižek zal in dit schema, in die structuralistische negatie, die hij van Lacan heeft, zal hij de Marxistische revolutie en dus ook de Hegeliaanse revolutie, terug willen bovenaan op de agenda zetten.
In één van de hoofdstukken ("Als een dief op klaarlichte dag") heb ik het over een transcendentale verwarring en daar zie je dat die 2 schema's, Lacan en Hegel, toch niet zonder meer hetzelfde zijn, die filosofisch behoorlijk haaks op elkaar staan in zekere zin of er zijn toch heel wat haken aan, dat Žižek dat wat verdoezelt en dat hij uiteindelijk Hegel kiest. Mijn stelling is dat Žižek uiteindelijk een Hegeliaan is.

(AA) meer dan een Marxist? meer dan Lacanciaan?
Of omdàt hij Marxist is, wat hij gelooft in de revolutie.
Dat is zijn hele (waar in nog niet over gesproken heb) in de jaren 90 en begin de jaren 2000 één van zijn hoofdthema's was: de theorie van de act, van de daad.
Uiteindelijk kun je de negatie maar affirmeren, uiteraard door kritiek te plegen, maar die negatie moet ook geaffirmeerd worden in een daad. Dan heb je bij hem, jaren lang, een hele reflectie over Lenin. Nog eigenlijk, want dit boek "Als een dief op klaarlichte dag" heeft nog een hoofdstuk over Lenin. Lenin is voortdurend aanwezig, met name dat Lenin de initiator is van de revolutie in 1917 en dat is een schoolvoorbeeld in de negatieve zin: als er één land is in 1917 dat in de Marxistische theorie niet rijp is voor de revolutie, dan is het Rusland, want Marx heeft dit zeer goed gezien: er moeten eerst arbeidersverhoudingen ontstaan die kapitalisten en proletariërs tegen elkaar zetten zodanig dat je een kleine klasse kapitalisten heb met een industrieel apparaat waar ze alle productiemiddelen bezitten, om dan een massa aan proletariërs, die enkel de arbeid hebben, te vervreemden van zichzelf. Maar Rusland was een boerensamenleving, de slavernij was nauwelijks afgeschaft eigenlijk en leefde nog door. Industrie: nul. 
En wat doet Lenin? "no problem, revolutie!" Dat is een daad voor Žižek, dat is radicale negatie in de zin van: theoretisch gezien klopt het niet wat ik doe, maar de basis van de theorie is negatie en ik werp er mij in. Dit is à la Kierkegaard, de sprong van Kierkegaard wordt door Lenin uitgevoerd. Vandaar dat Žižek wel open staat voor wat Badiou noemt: "l'événement". Hij leest dit iets anders: voor een soort plotse, uit het niets opduikende gebeurtenis... de revolutie gebeurt, is daar plots en is juist het resultaat van een niet-instrumentele houding daar tegenover. Natuurlijk is ze voorbereid, maar ze komt altijd "als een dief bij klaarlichte dag".

(SK) Misschien moeten we nog één ding even aanstippen: in een voorgesprek noemde je ook beeldcultuur erbij.

Dat is voor Žižek ook een belangrijk aspect en daarom wordt hij vaak als referentie gebruikt in filmkritiek, in de literaire kritiek ook. Het laatste boek dat ik al noemde "Als een dief bij klaarlichte dag": de helft van de tekst is bespreking van film. Altijd. Ofwel heel moderne films of ook slapsticks... maar hij is ook zeer gefascineerd door de jaren 20.
Ik zeg maar iets: als je geïnteresseerd zijt in Ernst Lubitsch, dat is een Duitse cineast die in Hollywood een eerste grote ster is en in 1942 "To be or not to be" maakt, een film over Hitler, zeer de moeite waard om te zien: Žižek heeft daar zeer interessante analyses van.
Hij komt daar ook uit. Als hij Ljubljana nog zit, in de jaren 80, dat sticht hij met vrienden van hem een soort filosofische, literaire, cultuurkritische club en ze houden zich bezig met Hitchcock. Fantastisch wat Hitchcock dat is de vijand, Hollywood, en wat doen ze?: ze gaan Hollywood bekritiseren, ideologie bekritiseren, maar ondertussen leggen ze niet Hitchcock bloot, maar tonen ze Hitchcock als ideologie-criticus en van zijn eigen cultuur maar ook natuurlijk van de totalitaire structuur in Joegoslavië.
Die liefde voor film heeft hij blijven houden. Dat maakt hem ook interessant, want hij verstaat die beeldcultuur ook: het is in de film dat de geschiedenis gebeurt. Het is in de verbeelding dat de mens gebeurt. Met een idee als fake-news heeft hij uiteraard grote problemen, maar niet de problemen die wij normaal hebben, nl. dat fake-new is niet echt, maar er is niets echt voor hem. Natuurlijk is er waarheid voor Žižek, absoluut, hij is voor de klassenstrijd, hij is voor de gelijkheid, maar de contouren waarin de waarheid het object is van strijd, de contouren waarin de revolutie van de waarheid moet gebeuren (en hier klinkt Badiou) de contouren van de waarheid, "la vérité" een concept bij Badiou, die waarheid die is niet van de orde van het zijn tout-court, het is niet het zijn dat waar is... de waarheid gebeurt, de waarheid is een evenement, waar je je moet voor inzetten. In die beeldcultuur moet je op een bepaalde manier die beeldcultuur neerzetten.
Bij Žižek, nog meer dan bij Alain Badiou, vindt ge een eindeloze reflectie over die beeldcultuur. Žižek kan zich altijd weerhouden om beeldcultuur te zien als een voorbeeld van hoe het zou moeten, wat bij Alain Badiou wel het geval is. Badiou ziet altijd een toneelstuk in een slechte lezing van Brecht, namelijk voorbeeld voor de klassenloze maatschappij. Žižek ziet er altijd de heerlijke polymorf perverse libidinale structuur in die hij bij Freud vindt. Het klopt nooit eigenlijk... bij Žižek behoudt dat kritische element zijn heerlijke hysterie, zou je kunnen zeggen. Bij Badiou wordt het meer een meester discours, Badiou weet het.

(AA) misschien dan alleen met hogere cultuur te maken

Er is geen enkele neiging van Žižek om te denken dat er geen waarheid is. Hij houdt juist van Badiou, er is waarheid, we moeten vechten voor de waarheid. Die waarheid is universeel. We moeten vechten voor de gelijkheid. 
Zijn kritiek in dit nieuwe boek o.a. over de MeToo-hetze, over de diversiteit en identiteit: hij waarschuwt altijd: het gaat niet over identiteit maar over universaliteit. Ze moeten niet opkomen "ik ben niet als LHBTI's of hoe we seksuele indentiteit daarin moeten gerespecteerd worden... àlle mensen moeten gelijk zijn. Dat is zijn punt. Ik ben misschien verschillend maar het gaat in mijn strijd niet om mij te redden, het gaat om alle mensen te redden en de waarheid, in tegenstelling tot Badiou, heeft een universeel karakter.
(AA) Is in die hele molen van negatie is het zo dat de baan van universaliteit wel blijft bestaan? Is dat dan toch een soort rock bottom waar we op raken; zegt Žižek alles is ter discussie behalve die universaliteit?

Ja, dat is inderdaad een soort rots waar hij blijft op staan; omdat de negatie door iedereen gedeeld wordt (heeft hij ook van Hegel) de mens is getekend door negatie, is gelijk in die negatie en die negatie moet gelijkelijk de kans krijgen te kunnen zijn wat ze is.
Zoals bij Hegel is er natuurlijk plaats voor individualiteit, voor verschil, maar het verschil is datgene wat de mensen gelijk maakt. 

Žižek staat volledig in (wat vandaag een beetje out is) "la pensée de la différence" uit de jaren 60. Daar staat hij volledig in. Denken van het verschil. 
We hebben de neiging, heel eigenaardig eigenlijk, waar men filosofisch niet genoeg bij stil staat, maar we zijn terug in een soort identiteitsideologie aan het komen waar iedereen voor zijn eigen identiteit opkomt. Dit is vanuit de jaren 60 gezien, absoluut van de pot gerukt. Wat identiteit is fundamenteel het verschil dat ik heb met mezelf. Ik ben niet mezelf, ik ben niet mijn sekse, ik ben ook niet mijn seksuele identiteit, ik ben het verschil tussen mij en mezelf die zich seksueel uit. Ik heb een seksuele verhouding met mezelf en die sekse betekent geslachtelijkheid, betekent gesecteerd zijn, betekent niet samen vallen met mezelf en iedereen heeft het recht op zijn eigen wijze, niet samen te vallen met zichzelf.
Maar dat is een ander discours dan te zeggen: "ik heb recht op mezelf". 
Voor je het weet zitten we nu terug aan een eigenheidsideologie eigenlijk, waar Adorno zo tegen vocht.
Dat heeft hij ook. Dit is wel van belang als je dat in een multicultureel landschap ziet. Er zitten wel in Žižek genoeg elementen om tegen de tolerantie-ideologie in te gaan. Want als de mensen in een multiculturele wereld samenleven, kun je denken: goed, die culturen die moeten elkaar verdragen en iedereen heeft zijn eigen eigenheid. Dat is wat we altijd gedaan hebben. En wat is het resultaat?: de Turk die in Nederland leeft, die moet vooral Turks doen, want we zijn natuurlijk toeristen gebleven en we zien graag iemand anders, op een podium moet hij anders dansen. Wij willen eigenlik andersheid om dat te consumeren. Wat genereert dat? Dat genereert conservatieve identiteit. Wat kenmerkt de Turk die in Nederland zit? dat hij niet samenvalt met zichzelf, anders zou hij niet in Nederland zitten. Dat hij niet goed weet wat een-Turk-zijn is en dat hij dit elders probeert met een andere afstand en wat mij gelijk maakt aan een Turk, niet dat ik ook een eigen cultuur heb, is ook zo, maar dat ik ook niet samenvalt met mezelf.
Dat is universeel, we hebben een basis om met elkaar te praten, nl. niemand is wat hij is.
Hetzelfde voor religie: we hebben een basis om met de islam te praten, nl. alleen God is God en niet wat jij denkt dat God is, is God. Dat is onze traditie. God kun je niet benaderen zonder kritiek. Er zit in de Koran en de Bijbel een behoorlijke dosis religie-kritiek. Daarop moeten we inzetten. Wat doen we nu? de moslims hebben een geloof, wij hebben een geloof; we gaan een beetje ons eigen koesteren en onze eigen navelstaarderig ons eigen opzwepen.

(AA) Maar dan is mooi, zijn we toch aan het einde toch nog die negatie een zinvolle plek gegeven, want die harde kern is toch een negatie, dat is mooi want we vallen niet samen met onszelf en dat bindt ons dan toch.

Samenvatting door Allard Amelink:

Slavoj Žižek, een flamboyant man, stellig, een soort stand up comedian lijkt hij in zijn uitingen, provocatief, met grappen, met films, met actualiteit, maar zegt Marc (De Kesel) heel duidelijk: hij lijdt ook een beetje onder die performance, het is een soort beeld wat van hem bestaat terwijl het ook een heel gedegen filosoof is die daar onder zit en dat hebben we ook heel veel over hem gehoord.
Zijn bibliografie is belangrijk in die zin dat hij opgroeit in een communistisch, totalitaristisch regime in Joegoslavië, misschien niet zo erg als andere regimes, maar toch met Tito, natuurlijk een wereld waarin het denken sluit. Hij ontdekt filosofie is kritiek, hij mag Adorno wel lezen want het is een Marxist, maar hij ontdekt dat in Adorno een heel fundamentele kritiek zit op het Marxisme. Er klopt altijd iets niet en dus wordt in Žižek zijn hele denken ideologiekritiek een heel belangrijke pijler.
Het is moeilijk om buiten die ideologie te komen ontdekt hij, je ontsnapt er nooit aan, en daarom zit in zijn ideologiekritiek een soort meta-niveau, namelijk dat je ook zelf in je kritiek op ideologie nooit buiten ideologie kan denken. Het is niet zoals bij Plato's grot dat we op een dag in een wereld buiten de schijn kunnen komen, neen we zullen altijd in een soort schimmenspel blijven zitten.
Marc haalde mooi ook even religie aan, dat uiteindelijk in elke religie zit ook een vorm van religiekritiek, Isaiah zegt "weg met die godsdienst, het gaat ons om de armen", kortom een soort angel zit er altijd in van die zelfkritiek.
Ideologie werkt dan dus ook altijd perfect met mensen die doen alsof ze het helemaal snappen en helemaal menen, maar het eigenlijk stiekem niet helemaal nemen, je moet een soort afstand hebben tot die ideologie om goed te kloppen. We hadden het voorbeeld van sollicitatie bij de Marxistische partij: je moest wel goed even die afstand laten zien dat je het niet helemaal écht meent.
Kritiek is dus een inherent onderdeel van ideologie, er zit een soort dubbele negatie in en dit haalt Žižek bij Hegel vandaan; alleen zegt hij eigenlijk: je moet dus nog negatiever zijn ten aanzien van de negativiteit die je gebruikt om tot andere dingen te verhouden. Je moet er dus nog een stapje scherper op zijn. Dit is natuurlijk zeer actueel voor totalitaire systemen maar ook voor fundamentalisme zit er ook in dat als je die angel er niet in hebt, dan ontspoort het ook snel.
Je kunt zeggen is dit nu Hegel, het misschien een Franse lezing van Hegel omdat er heel hard die lijn in zit die je een beetje naar Kierkegaard zou kunnen trekken van "ik ben een niet", trekt die lijn naar naar Sartre door, en dan kwamen we ook bij Lacan aan.
Is Žižek dan een Marxist? "Ja" zegt hij zelf, "neen" zou je kunnen zeggen want hij is niet echt een man van de economische theorie, hij gebruikt wel die stip op de horizon van het Marxisme maar blijft eigenlijk in zekere zin een beetje steken in de kritiek die hij heeft vanuit het Marxisme maar niet biedt niet echt een reëel alternatief.
Hij is dan wel echt een materialist en daar komt dan de wat langere lijn Lacan in beeld: Lacan die verbindt zich met Freud en Sartre en Freud worden een beetje bij elkaar gebracht. Sartre daar zit nog echt een Ik in, maar bij Lacan wordt het Ik een stuk diffuser want dat is het onderbewuste (onbewuste?) en dat subject in het onbewuste dat ontsnapt mij altijd en het is dan ook niet gelokaliseerd in het onderbewuste (onbewuste) in mij, maar neen, het vindt plaats tussen ons. Het Ik is niet een Ik in mij, maar eigenlijk een Ik wat tussen ons gebeurt.
Dit klinkt heel immaterieel, maar neen het is juist heel materieel want uiteindelijk het onbewuste wordt dus gebouwd op materiële dingen, wordt gebouwd op taal, de klanken "a" is geen "e", hele harde materiële zaken. Daar wordt cultuur opgebouwd, daar wordt het onbewuste opgebouwd, daar komen dus uiteindelijk ook wij uit. Wij moeten daar vertrekken vanuit een soort materieel sociologische blik: een Ik is imaginair, wij zijn geen meester van onszelf, het beeld van ons gaat ons vooraf. 
Ideologie gaat ons ook vooraf, als het bijvoorbeeld om de overgang van communisme naar nationalisme gaat: eigenlijk het enige wat gebeurt is dar er een andere hoofdbetekenaar, meester-betekenaar komt. Eigenlijk is het hele speelveld nog hetzelfde, maar er komt een andere pilaar die alles betekenis geeft en die betekenis is dus ook altijd een negatie: een Serviër omdat je geen Bosniër bent, een communist omdat je geen kapitalist bent.
Waar Lacan dan eigenlijk het pad pakt van: in de psychologie daar moet je uiteindelijk in berusten, we hebben nu eenmaal een haat-liefde verhouding tot hoe we geconstrueerd worden en wie we zijn, trekt Žižek het weer politiek terug: die negatie die in ons zelve zit, die in ons hele bestaan zit, dat is de basis voor de revolutie. Ik leef in de wereld en ik leef van de wereld, maar ik ben ook een middenvinger naar de wereld. Dat is eigenlijk de revolutie.
Žižek is dus pro-revolutie, tegelijkertijd kun je zeggen: hij blijft een beetje hangen in de kritische fase en daarom noemt Marc hem ook wel is een hystericus, hij zoekt altijd het negatieve, hij is het water dat zoekt naar het gaatje waar hij toch weer die waarheidsclaim kan ondergraven. Hij legt eigenlijk Marx bovenop het stapeltje van Hegel, van Freud en Lacan en Hegel. Hij legt Marx boven, maar legt beter Hegel bovenop omdat hij revolutie en de politieke er weer bovenop komt te liggen.
Hoe komt die revolutie dan? Die komt eigenlijk, niet als een dief in de nacht, maar "als een dief bij klaarlichte dag" en daar haalt hij het voorbeeld van Lenin aan.
Tot slot nog even spreken over de beeldcultuur: echt raar is dit eigenlijk niet, misschien is fake news erg, maar eigenlijk alles is fake news; ook onze identiteit in zeker zin is fake news en dan kwamen we er uiteindelijk op uit dat Žižek ook toch wel een harde kern ziet: die negatie komt wel op een punt uit, namelijk dat er toch een waarheid is: dat we universeel zijn, dat het om alle mensen te doen moet zijn en dat we daarvoor moeten vechten.
Dit lijkt een hele rare tegenspraak met elkaar want dat negatie en macht eigenlijk nergens op uitkomen zou je gevoel zijn, neen maar uiteindelijk is het feit dat wij dus allemaal niet met elkaar met onszelf samenhangen, dat we een negatie zijn, dat bindt ons uiteindelijk. Dus de harde kern, de ultieme waarheid in het denken van Žižek is eigenlijk een negatie toch nog in zichzelf. Dat is zijn hele proces. Wellicht een complexe zoektocht maar dit maakt het extra leuk. Daarom luistert je waarschijnlijk naar deze podcast en tegelijkertijd is het het mooiste bewijs dat Žižek niet enkel die leuke popster met grappige uitspraken, met de uit de hand lopende zweetplekken, maar echt een man is die ook intellectueel gezien een "beest" is in die zin en daar in die zin ook zijn naam verdient.
Iedereen bedankt.

All rights reserved